فَأَوْحَيْنَا إِلَيْهِ أَنِ اصْنَعِ الْفُلْكَ بِأَعْيُنِنَا وَوَحْيِنَا فَإِذَا جَاءَ أَمْرُنَا وَفَارَ التَّنُّورُ ۙ فَاسْلُكْ فِيهَا مِنْ كُلٍّ زَوْجَيْنِ اثْنَيْنِ وَأَهْلَكَ إِلَّا مَنْ سَبَقَ عَلَيْهِ الْقَوْلُ مِنْهُمْ ۖ وَلَا تُخَاطِبْنِي فِي الَّذِينَ ظَلَمُوا ۖ إِنَّهُمْ مُغْرَقُونَ
Faawhayna ilayhi ani isnaAAi alfulka biaAAyunina wawahyina faitha jaa amruna wafara alttannooru faosluk feeha min kullin zawjayni ithnayni waahlaka illa man sabaqa AAalayhi alqawlu minhum wala tukhatibnee fee allatheena thalamoo innahum mughraqoona
(27). Toen openbaarden Wij aan hem: "Bouw onder Ons toezicht en (volgens) Onze aanwijzing een schip. En als Ons bevel komt en de oven overkookt, ga dan aan boord, met van ieder (dier) twee, paarsgewijs, en jouw familie, behalve degene van hen tegen wie het Woord (van bestraffing) er eerder was. En spreek Mij niet aan over degenen die onrecht pleegden. Voorwaar, zij zullen verdronken worden.